Expert

Ingrediënten voor jouw optimale blend zoeken

Blended leren in de kleuterklas

Barend Last

Barend Last begon als leerkracht in het basisonderwijs, waar zijn passie voor onderwijsinnovatie ontstond. Inmiddels werkt hij als docent, spreker en onderwijsmaker in verschillende lagen van het onderwijs. Barend schreef diverse boeken voor docenten, onder andere over blended leren en kunstmatige intelligentie. Ook schrijft hij kinderboeken. Check voor meer informatie www.barendlast.com.

Blended leren, ofwel het verrijken van de leerervaring door een combinatie van verschillende strategieën, leermiddelen en leeromgevingen, staat hoog op de agenda in het onderwijs. Tegelijkertijd komt het nog lang niet overal even goed van de grond. In Nederland roept de term nog veel vragen op. Hoe komt dit? En op welke manieren kan blended leren in de praktijk van de kleuterklas worden gebracht?

 

Als schrijver ben ik fan van woorden als ‘stofzuiger’ en ‘koelkast’, omdat die exact zeggen wat je ermee kunt. Bij blended leren is dit niet zo. Vraag tien willekeurige leerkrachten waar zij aan denken en je krijgt negen verschillende antwoorden, plus iemand die je schaapachtig aankijkt. Veel antwoorden zullen gaan over ICT en digitalisering. Dat is ergens ook wel logisch, maar helaas leidt dit af van waar blended leren om gaat. Daarom is het nodig om dit concept verder te verkennen. 

 

Gedachte-experiment

Stel, je geeft les op een onbewoond eiland. Behalve vier kinderen en jouw kennis is daar helemaal niets. Wat ga je doen? Waarschijnlijk vertel je iets over wat jij weet. Eventueel stel je vragen en houd je een groepsgesprek. Om kennis over te dragen is dit bijna het enige wat je kunt doen. 

 

Dan meert er een bootje vol met lege vellen papier en potloden aan. Nu kun je de kinderen ook iets laten doen. De vraag is: wat verandert er aan jouw rol als leerkracht? Blijf je hetzelfde doen of gebruik je de potloden en papieren? Natuurlijk gebruik je ze! Je creëert een hoek op het eiland en laat de kinderen daar tekenen. Later meert er weer een bootje aan met prentenboeken over de kennis die je wilt overdragen. Nu kun je voorlezen of de kinderen zelf laten lezen. Wat verandert er aan jouw rol nu je de tijd anders kunt vormgeven?

Hier stopt dit gedachte-experiment niet. De bootjes vol tafels, stoelen, video’s, digiborden en tools blijven maar komen. Dit is hoe de wereld er nu uitziet. Hoe kun je als leerkracht effectief gebruikmaken van al die mogelijkheden? En hoe integreer je ze tot één logisch geheel?

 

Ontwerpvraagstuk

Hier komt het concept blended leren om de hoek kijken. Dit concept brengt alle mogelijkheden – al die bootjes met nieuwe technologische ontwikkelingen – bij elkaar en mengt ze tot een harmonieus geheel met één doel: goed onderwijs. Denk bijvoorbeeld aan de manier waarop kleuterleerkrachten gebruikmaken van hoekenwerk en kleine kringen voor (extra) instructie, met daartussen een optimale afstemming. Blended leren betekent het verrijken van de leerervaring en het vinden van samenhang tussen alle ingrediënten van goed onderwijs.

 

De valkuil is dat er een overfocus ontstaat op de inhoud van de bootjes. Alsof nieuwe technologie op zichzelf het leren verbetert. Dit kan echter alleen als technologie vanuit een gericht doel wordt ingezet, in combinatie met andere middelen. Blended leren gaat dus niet om meer of minder digitaal doen. Het is een ontwerpvraagstuk, geen digitaliseringsvraagtstuk.

 

Kies een model

Het vinden van de juiste ‘blend’ begint bij het kiezen van een model dat aansluit bij jouw onderwijsvisie en -praktijk. Rotatiemodellen lenen zich uitstekend voor de kleuterklas. Hierbij wisselen kinderen tussen verschillende activiteiten die op verschillende manieren ondersteund worden door analoge en/of digitale technologieën. Er zijn verschillende variaties:

 

  1. Het station rotatiemodel: De kinderen roteren tussen verschillende stations, waarbij op elk station een andere activiteit plaatsvindt. Dit kan een combinatie van online en offline activiteiten zijn. De leerkracht kan bij één station aanwezig zijn voor (directe) instructie, terwijl de kinderen op andere stations zelfstandig werken of samenwerkend leren. In de kleuterklas van juf Mieke rouleren de kinderen bijvoorbeeld tussen een tekenstation waar ze zelfstandig werken, een leesstation waar ze luisteren naar een interactief e-book op een tablet en een rekenspelletjesstation waar ze educatieve leermiddelen van hout gebruiken. Juf Mieke is bij het rekenspelletjesstation aanwezig voor (directe) instructie.
  2. Het lab rotatiemodel: De hele klas roteert, al dan niet verdeeld in kleinere groepen, tussen verschillende leerlabs. De kinderen roteren bijvoorbeeld tussen een muzieklokaal, een computerruimte en een klaslokaal. In elke ruimte voeren ze andere activiteiten uit, ondersteund door analoge en/of digitale technologieën en de leerkracht of onderwijsassistent.
  3. Het individuele rotatiemodel: Hierbij roteert elk kind op zijn eigen tempo tussen de verschillende activiteiten, afhankelijk van zijn of haar individuele leerbehoeften. In de praktijk kan dit eruitzien als een klas waarin elk kind een persoonlijk leerplan heeft.

 

Alle modellen hebben hun eigen sterktes en zwaktes. De keuze hangt vaak af van de specifieke context van je klas en welke leeruitkomsten je beoogt. Het individuele rotatiemodel kan ideaal zijn voor gedifferentieerd onderwijs, omdat elke leerling op zijn eigen tempo en niveau kan werken. Voor kleuterklassen kan het station rotatiemodel aantrekkelijk zijn, omdat de kinderen hierbij bewegen en leren door middel van verschillende activiteiten binnen een klaslokaal. Er zijn veel combinaties van stations mogelijk. Welke je kiest, hangt af van factoren zoals de doelgroep, de grootte van de groep en de ruimte, je doelen, de technieken die voorhanden zijn en de leeruitkomsten. De verschillende combinaties van stations hebben ook verschillende doeleinden (zie figuur 1).

Figuur 1

 

Het golfjesmodel

Nadat je een model hebt gekozen en hebt nagedacht over de combinatie van stations, ontwerp je de leerreis. Dit vraagt om zorgvuldige planning en reflectie. Het golfjesmodel is hierbij een praktisch hulpmiddel. Het golfjesmodel is een visuele ontwerpmethode waarmee je op een gestructureerde manier de leeractiviteiten en toetsmomenten kunt plotten op verschillende locaties (of stations) en in de tijd. 

 

Stel dat je een reeks activiteiten wilt organiseren rondom het thema ‘dieren’. Je begint met een station waar de kinderen luisteren naar een verhaal over dieren, gevolgd door een station waar ze een tekening maken van hun favoriete dier en ten slotte een station waar ze een dierenliedje leren zingen. Bij elk station varieer je qua ondersteuning en aanpak. Met behulp van het golfjesmodel kun je deze activiteiten visualiseren op een tijdlijn en de rotatie tussen de stations plannen. Zo ontstaat er een soort golfbeweging tussen alle activiteiten, die elkaar opvolgen en een logische volgorde van leren visualiseren. Je past dit model idealiter toe op een groot vel papier of digitaal prikbord, waarbij je de stations of locaties van leren plot op de verticale as en de verschillende activiteiten horizontaal in de tijd (zie figuur 2).

Figuur 2

 

Samenhang creëren

Bij het ontwerpen van de leerreis is de constructieve afstemming (zie figuur 3) van belang. Dit principe stelt dat de leeruitkomsten, activiteiten en de toetsing op elkaar afgestemd moeten zijn voor samenhang in je blend. Je werkt hierbij het golfjesmodel in omgekeerde volgorde uit: je begint met de beoogde leeruitkomsten, vervolgens ontwerp je de toetsing die deze uitkomsten meet en ten slotte de activiteiten die de kinderen daarop voorbereiden.

 

Dit gaat in de kleuterklas niet anders. Stel dat je doel is dat de kinderen aan het eind van de week vijf verschillende dieren kunnen benoemen. Hoe ga je dit meten? Misschien kunnen de kinderen aan het eind van de week een tekening met daarop vijf dieren maken of ze kunnen een verhaal vertellen waarin ze vijf dieren benoemen. Het meten is bedoeld om jou te informeren over wat er verder nodig is in het leerproces. Het is verstandig om halverwege al te checken hoe het ervoor staat, zodat je het leerproces nog kunt bijsturen. Vervolgens ontwerp je de activiteiten die hen helpen om dit doel te bereiken. Zo kom je uiteindelijk tot een leerreis die optimaal gebruikmaakt van alle beschikbare (digitale) middelen en die de constructieve afstemming waarborgt. 

Figuur 3

 

De optimale mix

Blended leren is een benadering van je onderwijsontwerp die zich focust op het perspectief van het kind. Als leerkracht ben je de gids van het leren, maar de kinderen maken de reis. Jouw rol is zoeken naar de meest optimale mix van ingrediënten voor jouw specifieke onderwijscontext en zo een aantrekkelijke, rijke leerreis bieden. Dat vraagt wendbaarheid, experiment en af en toe iets nieuws proberen.

 

Je kunt het concept vergelijken met het maken van een smoothie: een samensmelting van verschillende ingrediënten om een smakelijk geheel te vormen. Het gaat er niet om dat elk ingrediënt perfect is, maar dat de combinatie van ingrediënten goed werkt. Je overweegt de leeruitkomsten, doelgroep, context en de beschikbare technologische middelen en experimenteert om de effectiefste mix te vinden. Soms is het resultaat goed en soms niet. Vervolgens verfijn je het recept in een continu en iteratief proces, waarbij je vaak nieuwe vaardigheden leert. Dat is feitelijk iets wat elke leerkracht in het kleuteronderwijs al sinds jaar en dag doet. 

 

Deel dit artikel